-
Een kwart van de boter smelten in een steelpan op een laag vuur.
-
Melk toevoegen en mee verwarmen totdat de melk lauwwarm is.
-
In een kom de boekweitmeel , de tarwebloem, een kwart van het kaneelpoeder, en de gist mengen.
-
In het midden een kuiltje maken en hierin, terwijl je met een garde blijft roeren, de melk en gesmolten boter langzaam toevoegen.
-
Zout toevoegen, en het geheel tot een egaal beslag roeren.
-
Afdekken met een schone theedoek, en op een warme plek een uur laten rijzen.
-
Verwarm de poffertjespan, en verdeel met een kwastje ongeveer een klontje boter over de pan zodat het niet gaat aanbakken.
-
Doe het beslag erin, dat gaat het handigste als je een deel van het beslag in een beker met schenktuit of in een spuitzak voor de slagroom doet, en van daaruit in de poffertjespan. Schenk hierbij iedere holte met beslag vol.
-
Als de onderkant goudbruin is, en het beslag nagenoeg gestold is, draai je de poffertjes met een vork om.
-
De andere kant ook goudbruin bakken, en daarna de poffertjes uit de pan laten glijden.
-
Zo bak je ook de andere porties, en vergeet niet om er poedersuiker over te strooien.